shocked

US /ʃɑːkt/
UK /ʃɑːkt/
"shocked" picture
1.

geschokt, verbijsterd

suddenly surprised and upset

:
She was shocked by the news of his sudden death.
Ze was geschokt door het nieuws van zijn plotselinge dood.
I was absolutely shocked when I heard what he said.
Ik was absoluut geschokt toen ik hoorde wat hij zei.
1.

schokken, verbijsteren

to cause someone to feel surprised and upset

:
The news of the accident shocked everyone.
Het nieuws van het ongeluk schokte iedereen.
His rude behavior shocked his parents.
Zijn onbeleefde gedrag schokte zijn ouders.