appalled
US /əˈpɑːld/
UK /əˈpɑːld/

1.
geschokt, ontzet, verbijsterd
greatly dismayed or horrified
:
•
She was appalled by the lack of hygiene in the restaurant.
Ze was geschokt door het gebrek aan hygiëne in het restaurant.
•
We were appalled at the decision to close the library.
We waren ontzet over het besluit om de bibliotheek te sluiten.