set forth
US /set fɔːrθ/
UK /set fɔːrθ/

1.
vertrekken, beginnen
to begin a journey
:
•
They decided to set forth on their adventure early in the morning.
Ze besloten vroeg in de ochtend aan hun avontuur te beginnen.
•
Before you set forth, make sure you have all your supplies.
Voordat je vertrekt, zorg ervoor dat je al je benodigdheden hebt.
2.
uiteenzetten, darstellen, presenteren
to present or explain something in a clear and detailed way
:
•
The speaker will set forth the new policy during the meeting.
De spreker zal het nieuwe beleid tijdens de vergadering uiteenzetten.
•
The document clearly sets forth the terms and conditions.
Het document zet de algemene voorwaarden duidelijk uiteen.