segment
US /ˈseɡ.mənt/
UK /ˈseɡ.mənt/

1.
segment, deel, stuk
each of the parts into which something is or may be divided
:
•
The orange was divided into several segments.
De sinaasappel was verdeeld in verschillende segmenten.
•
Each segment of the population has unique needs.
Elk segment van de bevolking heeft unieke behoeften.
1.
segmenteren, verdelen
divide (something) into segments
:
•
The market was segmented into different consumer groups.
De markt werd gesegmenteerd in verschillende consumentengroepen.
•
We need to segment the data for better analysis.
We moeten de gegevens segmenteren voor een betere analyse.