portion
US /ˈpɔːr.ʃən/
UK /ˈpɔːr.ʃən/

1.
1.
verdelen, portioneren
to divide into portions; to distribute
:
•
The inheritance was portioned among the children.
De erfenis werd verdeeld onder de kinderen.
•
She carefully portioned out the ingredients for the recipe.
Ze verdeelde zorgvuldig de ingrediënten voor het recept.