saving
US /ˈseɪ.vɪŋ/
UK /ˈseɪ.vɪŋ/
1.
spaargeld, besparingen
the money one has saved, especially through a bank or other official organization
:
•
I put all my savings into a high-interest account.
Ik heb al mijn spaargeld op een hoogrentende rekening gezet.
•
Her savings allowed her to buy a new car.
Haar spaargeld stelde haar in staat een nieuwe auto te kopen.
2.
redding, behoud
rescuing or preserving someone or something from harm, danger, or loss
:
•
The quick action of the firefighters led to the saving of many lives.
Het snelle optreden van de brandweer leidde tot de redding van vele levens.
•
The saving of the ancient manuscript was a priority.
Het redden van het oude manuscript was een prioriteit.
3.
besparing, reductie
the reduction in the amount of money, time, or other resources that are used
:
•
The new system resulted in significant cost savings.
Het nieuwe systeem resulteerde in aanzienlijke kostenbesparingen.
•
We made a saving of two hours by taking the shortcut.
We hebben twee uur bespaard door de kortere weg te nemen.
1.
behalve, uitgezonderd
except for; apart from
:
•
He had no choice saving to obey.
Hij had geen andere keuze dan gehoorzamen.
•
All were present, saving for John.
Iedereen was aanwezig, behalve John.