ruffle

US /ˈrʌf.əl/
UK /ˈrʌf.əl/
"ruffle" picture
1.

woelen, verstoren

to disturb the smoothness or evenness of (something)

:
The wind ruffled her hair.
De wind woelde haar haar.
He ruffled the pages of the book.
Hij woelde de pagina's van het boek om.
2.

ergeren, van streek maken

to annoy or upset (someone)

:
His rude comments ruffled her feathers.
Zijn onbeschofte opmerkingen ergerden haar.
Don't let his criticism ruffle you.
Laat zijn kritiek je niet van streek maken.
1.

ruche, volant

a strip of gathered or pleated material used as a trim or decoration, especially on clothes

:
The dress had a delicate lace ruffle around the collar.
De jurk had een delicate kanten ruche rond de kraag.
She sewed a pretty ruffle onto the curtain.
Ze naaide een mooie ruche aan het gordijn.