annoy
US /əˈnɔɪ/
UK /əˈnɔɪ/

1.
irriteren, ergeren, storen
to make someone slightly angry; to irritate someone
:
•
His constant complaining really annoys me.
Zijn constante geklaag irriteert me echt.
•
It annoys me when people talk loudly on their phones in public.
Het irriteert me als mensen hard praten aan de telefoon in het openbaar.