ritual
US /ˈrɪtʃ.u.əl/
UK /ˈrɪtʃ.u.əl/
1.
ritueel, ceremonie
a religious or solemn ceremony consisting of a series of actions performed according to a prescribed order
:
•
The ancient tribe performed a sacred ritual to honor their ancestors.
De oude stam voerde een heilig ritueel uit om hun voorouders te eren.
•
The wedding ritual included exchanging vows and rings.
Het huwelijksritueel omvatte het uitwisselen van geloften en ringen.
2.
ritueel, gewoonte
a series of actions or a type of behavior regularly and invariably followed by someone
:
•
His morning ritual includes coffee and reading the newspaper.
Zijn ochtendritueel omvat koffie en het lezen van de krant.
•
Brushing your teeth before bed is a good daily ritual.
Je tanden poetsen voor het slapengaan is een goed dagelijks ritueel.
1.
ritueel
of or relating to a ritual
:
•
The dancers performed a highly stylized ritual dance.
De dansers voerden een sterk gestileerde rituele dans uit.
•
The community observes several ritual practices throughout the year.
De gemeenschap observeert het hele jaar door verschillende rituele praktijken.