custom
US /ˈkʌs.təm/
UK /ˈkʌs.təm/
1.
gewoonte, gebruik
a traditional and widely accepted way of behaving or doing something specific to a particular society, place, or time
:
•
It is a local custom to greet visitors with a cup of tea.
Het is een lokale gewoonte om bezoekers met een kopje thee te begroeten.
•
The wedding ceremony followed ancient tribal customs.
De huwelijksceremonie volgde oude stamgebruiken.
2.
gewoonte, gebruik
the regular and repeated practice of something
:
•
It was his custom to take a walk every morning.
Het was zijn gewoonte om elke ochtend een wandeling te maken.
•
She made it a custom to read before bed.
Ze maakte er een gewoonte van om voor het slapengaan te lezen.
1.
op maat gemaakt, maatwerk
made or done to order for a particular customer
:
•
He ordered a custom suit for the wedding.
Hij bestelde een op maat gemaakt pak voor de bruiloft.
•
The company offers custom software solutions.
Het bedrijf biedt maatwerk softwareoplossingen.