ribbon

US /ˈrɪb.ən/
UK /ˈrɪb.ən/
"ribbon" picture
1.

lint, band

a long, narrow strip of fabric, used for tying, fastening, or decorating.

:
•
She tied her hair with a pink ribbon.
Ze bond haar haar vast met een roze lint.
•
The gift was wrapped with a beautiful silk ribbon.
Het cadeau was ingepakt met een prachtig zijden lint.
:
bandstriptapetiebow
2.

lint, band

a long, narrow strip of material forming part of something, such as a typewriter ribbon or a measuring ribbon.

:
•
The old typewriter needed a new ink ribbon.
De oude typemachine had een nieuw inktlint nodig.
•
He used a measuring ribbon to check the dimensions.
Hij gebruikte een meetlint om de afmetingen te controleren.
:
stripbandtape
3.

lint, strook

a long, narrow piece of something, especially as part of a larger whole.

:
•
A ribbon of road stretched into the distance.
Een lint van weg strekte zich uit in de verte.
•
The river flowed like a silver ribbon through the valley.
De rivier stroomde als een zilveren lint door de vallei.
:
stripbandstreak
4.

lint, onderscheiding

a long, narrow piece of material awarded as a prize or honor.

:
•
He proudly wore the blue ribbon he won at the fair.
Hij droeg trots het blauwe lint dat hij op de kermis had gewonnen.
•
The top three finishers received a gold, silver, and bronze ribbon respectively.
De top drie finishers ontvingen respectievelijk een gouden, zilveren en bronzen lint.
:
awardmedaldecorationprize