reason
US /ˈriː.zən/
UK /ˈriː.zən/

1.
reden, oorzaak
a cause, explanation, or justification for an action or event
:
•
The reason for his absence was illness.
De reden voor zijn afwezigheid was ziekte.
•
What's your reason for doing that?
Wat is jouw reden om dat te doen?
1.
redeneren, beredenen
think, understand, and form judgments logically
:
•
He tried to reason with her, but she wouldn't listen.
Hij probeerde met haar te redeneren, maar ze wilde niet luisteren.
•
We need to reason through this problem carefully.
We moeten dit probleem zorgvuldig doorgronden.