protest
US /ˈproʊ.test/
UK /ˈproʊ.test/

1.
protest, bezwaar
a statement or action expressing disapproval of or objection to something
:
•
The students organized a protest against the tuition hike.
De studenten organiseerden een protest tegen de verhoging van het collegegeld.
•
Her resignation was a silent protest against the company's policies.
Haar ontslag was een stil protest tegen het beleid van het bedrijf.
1.
protesteren, bezwaar maken
express an objection to what someone has said or done
:
•
The lawyer rose to protest the judge's ruling.
De advocaat stond op om bezwaar te maken tegen de uitspraak van de rechter.
•
Many citizens are expected to protest the new tax laws.
Veel burgers zullen naar verwachting protesteren tegen de nieuwe belastingwetten.