play around

US /pleɪ əˈraʊnd/
UK /pleɪ əˈraʊnd/
"play around" picture
1.

rondspelen, stoeien

to behave in a silly or playful way, often without serious intent

:
The kids were just playing around in the park.
De kinderen waren gewoon aan het rondspelen in het park.
Stop playing around and focus on your homework.
Stop met rondspelen en concentreer je op je huiswerk.
2.

experimenteren, uitproberen

to experiment with something, often in a casual or exploratory way

:
I'm just playing around with some new software.
Ik ben gewoon wat aan het experimenteren met nieuwe software.
He likes to play around with different musical instruments.
Hij houdt ervan om te experimenteren met verschillende muziekinstrumenten.