pick off
US /pɪk ɔf/
UK /pɪk ɔf/
1.
uitschakelen, neerschieten
to shoot and kill a person or animal, especially one of a group, by aiming carefully
:
•
The sniper managed to pick off the enemy leader from a distance.
De sluipschutter slaagde erin de vijandelijke leider van een afstand uit te schakelen.
•
The hawk would often pick off smaller birds from the flock.
De havik zou vaak kleinere vogels uit de zwerm pikken.
2.
afplukken, verwijderen
to remove something from a surface or a group, often one by one
:
•
She carefully began to pick off the dead leaves from the plant.
Ze begon voorzichtig de dode bladeren van de plant af te plukken.
•
The children would pick off the berries one by one and eat them.
De kinderen zouden de bessen één voor één afplukken en opeten.