pass up
US /pæs ˈʌp/
UK /pæs ˈʌp/

1.
laten liggen, voorbij laten gaan
to not take advantage of an opportunity
:
•
I couldn't pass up the chance to travel the world.
Ik kon de kans om de wereld rond te reizen niet laten liggen.
•
She decided to pass up the promotion for a better work-life balance.
Ze besloot de promotie te laten schieten voor een betere werk-privébalans.