pass off
US /pæs ɔːf/
UK /pæs ɔːf/

1.
doorlaten gaan voor, zich voordoen als
to present something or someone falsely as something or someone else
:
•
He tried to pass off the fake painting as an original.
Hij probeerde het nep-schilderij door te laten gaan voor een origineel.
•
She managed to pass herself off as a famous actress.
Ze slaagde erin zich voor te doen als een beroemde actrice.
2.
verlopen, plaatsvinden
to happen or take place, especially in a particular way
:
•
The event passed off peacefully.
Het evenement verliep vreedzaam.
•
How did the meeting pass off?
Hoe verliep de vergadering?