parry

US /ˈper.i/
UK /ˈper.i/
"parry" picture
1.

afweren, pareren

ward off (a weapon or attack) with a countermove

:
He was able to parry the blow with his sword.
Hij kon de slag afweren met zijn zwaard.
The boxer skillfully parried his opponent's punches.
De bokser weerde vakkundig de stoten van zijn tegenstander af.
2.

ontwijken, afwenden

answer (a question or accusation) evasively

:
She tried to parry the reporter's difficult questions.
Ze probeerde de moeilijke vragen van de verslaggever te ontwijken.
He would often parry criticism with humor.
Hij pareerde vaak kritiek met humor.
1.

afweer, parade

an act of parrying something

:
His quick parry saved him from a serious injury.
Zijn snelle afweer redde hem van een ernstige blessure.
The debate was full of sharp questions and clever parries.
Het debat zat vol scherpe vragen en slimme afweren.