dodge

US /dɑːdʒ/
UK /dɑːdʒ/
"dodge" picture
1.

ontwijken, duiken

avoid (someone or something) by a sudden quick movement

:
He had to dodge a car that swerved into his lane.
Hij moest een auto ontwijken die zijn rijstrook opreed.
She managed to dodge the ball thrown at her.
Ze slaagde erin de naar haar gegooide bal te ontwijken.
2.

ontduiken, ontlopen

avoid (something undesirable or unpleasant) by a clever or dishonest trick

:
He tried to dodge paying his taxes.
Hij probeerde het betalen van zijn belastingen te ontduiken.
She always finds a way to dodge her responsibilities.
Ze vindt altijd een manier om haar verantwoordelijkheden te ontlopen.
1.

ontwijking, duik

a sudden quick movement to avoid something

:
He made a quick dodge to avoid the incoming punch.
Hij maakte een snelle ontwijking om de naderende stoot te ontwijken.
Her clever dodge saved her from answering the difficult question.
Haar slimme ontwijking redde haar van het beantwoorden van de moeilijke vraag.