outrage

US /ˈaʊt.reɪdʒ/
UK /ˈaʊt.reɪdʒ/
"outrage" picture
1.

verontwaardiging, woede, schandaal

an extremely strong reaction of anger, shock, or indignation

:
The public expressed outrage over the scandal.
Het publiek uitte zijn verontwaardiging over het schandaal.
There was widespread outrage at the decision.
Er was wijdverbreide verontwaardiging over de beslissing.
2.

schandaal, misdaad, gruweldaad

an act of extreme violence or cruelty

:
The bombing was an outrage against humanity.
De bomaanslag was een schandaal tegen de mensheid.
Such treatment is an outrage.
Een dergelijke behandeling is een schande.
1.

verontwaardigen, woedend maken, schokken

arouse fierce anger, shock, or indignation in (someone)

:
The new policy outraged many citizens.
Het nieuwe beleid verontwaardigde veel burgers.
His comments outraged the entire community.
Zijn opmerkingen verontwaardigden de hele gemeenschap.