incense
US /ˈɪn.sens/
UK /ˈɪn.sens/
1.
wierook
a gum, spice, or other aromatic material burned for the sweet-smelling smoke it produces
:
•
The temple was filled with the scent of burning incense.
De tempel was gevuld met de geur van brandende wierook.
•
She lit an incense stick to relax.
Ze stak een wierookstokje aan om te ontspannen.
1.
woedend maken, verontwaardigen
make (someone) very angry
:
•
His rude comments incensed her.
Zijn onbeschofte opmerkingen maakten haar woedend.
•
The injustice of the decision incensed the crowd.
Het onrecht van de beslissing maakte de menigte woedend.