marinate
US /ˌmer.əˈneɪd/
UK /ˌmer.əˈneɪd/

1.
marineren
soak (meat, fish, or other food) in a marinade.
:
•
Marinate the chicken in lemon juice and herbs for an hour.
Marineer de kip een uur in citroensap en kruiden.
•
The beef needs to marinate overnight for best flavor.
Het rundvlees moet een nacht marineren voor de beste smaak.
2.
marineren, laten bezinken
(of a person) remain immersed in a particular state or activity.
:
•
He likes to marinate in his thoughts before making a decision.
Hij houdt ervan om in zijn gedachten te marineren voordat hij een beslissing neemt.
•
Let the ideas marinate for a while before discussing them.
Laat de ideeën een tijdje marineren voordat je ze bespreekt.