Betekenis van het woord magic in het Nederlands

Wat betekent magic in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

magic

US /ˈmædʒ.ɪk/
UK /ˈmædʒ.ɪk/
"magic" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

magie, toverkunst

the power of apparently influencing the course of events by using mysterious or supernatural forces

Voorbeeld:
She believed in the power of magic.
Ze geloofde in de kracht van magie.
The children were captivated by the street performer's magic tricks.
De kinderen waren gefascineerd door de goocheltrucs van de straatartiest.
2.

magie, charme

a special quality or ability that makes something seem wonderful or exciting

Voorbeeld:
The magic of the holiday season fills the air.
De magie van het vakantieseizoen vult de lucht.
There's a certain magic about old books.
Er is een zekere magie aan oude boeken.

Bijvoeglijk Naamwoord

1.

magisch, betoverend

used in magic; having supernatural properties

Voorbeeld:
He waved his magic wand.
Hij zwaaide met zijn toverstaf.
The ancient text contained magic spells.
De oude tekst bevatte magische spreuken.

Werkwoord

1.

toveren, wegtoveren

to transform or create something as if by magic

Voorbeeld:
The chef can magic up a delicious meal from simple ingredients.
De chef kan een heerlijke maaltijd toveren uit eenvoudige ingrediënten.
He tried to magic away his problems.
Hij probeerde zijn problemen weg te toveren.
Leer dit woord op Lingoland