Engels-Nederlands Woordenboek

Betekenis van het woord lumber in het Nederlands

Wat betekent lumber in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

lumber

US /ˈlʌm.bɚ/
UK /ˈlʌm.bɚ/
"lumber" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

hout, timmerhout

timber sawn into planks or boards

Voorbeeld:
•
We need to buy more lumber for the construction project.
We moeten meer hout kopen voor het bouwproject.
•
The old shed was built with rough-cut lumber.
De oude schuur was gebouwd met ruw gezaagd hout.
Synoniem:
timberwoodboardsplanks

Werkwoord

1.

strompelen, zwaar lopen

move in a slow, heavy, awkward way

Voorbeeld:
•
The bear lumbered through the forest.
De beer strompelde door het bos.
•
He lumbered out of bed, still half asleep.
Hij strompelde uit bed, nog half in slaap.
Synoniem:
trudgeplodstumbleshufflewaddle
Leer dit woord op Lingoland
Gerelateerd Woord:
lumberinglumber jacket