Engels-Nederlands Woordenboek

Betekenis van het woord timber in het Nederlands

Wat betekent timber in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

timber

US /ˈtɪm.bɚ/
UK /ˈtɪm.bɚ/
"timber" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

hout, timmerhout

wood prepared for use in building and carpentry

Voorbeeld:
•
The house was constructed from high-quality timber.
Het huis werd gebouwd van hoogwaardig hout.
•
They loaded the raw timber onto the trucks.
Ze laadden het ruwe hout op de vrachtwagens.
Synoniem:
lumberwoodlogsplanksboards
2.

houtbomen, bosbouw

trees that are grown for wood

Voorbeeld:
•
The forest is a valuable source of timber.
Het bos is een waardevolle bron van hout.
•
They manage the forest for sustainable timber production.
Ze beheren het bos voor duurzame houtproductie.
Synoniem:
forestwoodlandtrees

Uitroep

1.

hout, boom valt

a warning cry used when a tree is falling

Voorbeeld:
•
The logger shouted 'Timber!' as the giant tree began to fall.
De houthakker riep 'Hout!' toen de reusachtige boom begon te vallen.
•
Make sure to yell 'Timber!' loudly so everyone is aware.
Zorg ervoor dat je 'Hout!' luid roept, zodat iedereen op de hoogte is.
Leer dit woord op Lingoland