internal

US /ɪnˈtɝː.nəl/
UK /ɪnˈtɝː.nəl/
"internal" picture
1.

intern, binnen-

of or situated on the inside

:
The doctor examined his internal organs.
De dokter onderzocht zijn interne organen.
The building has a large internal courtyard.
Het gebouw heeft een grote interne binnenplaats.
2.

intern, binnenlands

of or relating to the domestic affairs of a country or organization; not foreign or international

:
The company is dealing with some internal issues.
Het bedrijf heeft te maken met enkele interne problemen.
The government is focused on internal policy.
De regering richt zich op intern beleid.
3.

innerlijk, mentaal

existing or occurring within one's mind

:
She experienced a moment of internal conflict.
Ze ervoer een moment van intern conflict.
His decision was based on an internal feeling.
Zijn beslissing was gebaseerd op een intern gevoel.