interference

US /ˌɪn.t̬ɚˈfɪr.əns/
UK /ˌɪn.t̬ɚˈfɪr.əns/
"interference" picture
1.

interferentie, bemoeienis

the act or an instance of interfering, especially with the rights or affairs of others

:
The government's interference in the economy caused instability.
De interferentie van de overheid in de economie veroorzaakte instabiliteit.
He resented his parents' constant interference in his personal life.
Hij had een hekel aan de constante bemoeienis van zijn ouders in zijn persoonlijke leven.
2.

interferentie, storing

the superposing of two or more wave trains of the same or nearly the same frequency, resulting in a new wave pattern

:
Radio signals can experience interference from other electronic devices.
Radiosignalen kunnen interferentie ondervinden van andere elektronische apparaten.
The sound quality was poor due to electromagnetic interference.
De geluidskwaliteit was slecht door elektromagnetische interferentie.