Betekenis van het woord ice in het Nederlands

Wat betekent ice in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

ice

US /aɪs/
UK /aɪs/
"ice" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

ijs

frozen water, a brittle transparent crystalline solid

Voorbeeld:
The lake was covered with a thick layer of ice.
Het meer was bedekt met een dikke laag ijs.
She put some ice cubes in her drink.
Ze deed wat ijsklontjes in haar drankje.
2.

ijsje, sorbet

a frozen dessert, typically made with fruit juice and sugar

Voorbeeld:
The children enjoyed a refreshing fruit ice on a hot day.
De kinderen genoten van een verfrissend fruitijsje op een warme dag.
She ordered a lemon ice for dessert.
Ze bestelde een citroenijsje als dessert.
3.

diamanten, juwelen

diamonds, especially when worn as jewelry

Voorbeeld:
He showed off his new watch, dripping with ice.
Hij pronkte met zijn nieuwe horloge, druipend van het ijs.
Her necklace was covered in dazzling ice.
Haar ketting was bedekt met oogverblindend ijs.

Werkwoord

1.

bevriezen, koelen

to cover with ice; to freeze

Voorbeeld:
The cold weather will ice the roads overnight.
Het koude weer zal de wegen 's nachts bevriezen.
She needs to ice her sprained ankle to reduce swelling.
Ze moet haar verstuikte enkel koelen om zwelling te verminderen.
2.

glazuren, versieren

to decorate a cake or pastry with icing

Voorbeeld:
She carefully iced the birthday cake with pink frosting.
Ze versierde de verjaardagstaart zorgvuldig met roze glazuur.
The baker will ice all the cupcakes before delivery.
De bakker zal alle cupcakes glazuren voor levering.
Leer dit woord op Lingoland