icing
US /ˈaɪ.sɪŋ/
UK /ˈaɪ.sɪŋ/
1.
glazuur, suikerglazuur
a mixture of sugar with liquid or butter, typically flavored and colored, used as a coating for cakes or cookies.
:
•
The cake was covered with a thick layer of vanilla icing.
De taart was bedekt met een dikke laag vanille glazuur.
•
She carefully piped the decorative icing onto the cupcakes.
Ze spoot voorzichtig het decoratieve glazuur op de cupcakes.
2.
glazuren, het aanbrengen van glazuur
the action of covering something with icing.
:
•
The final step in cake decoration is the icing.
De laatste stap in taartdecoratie is het glazuren.
•
She spent hours on the intricate icing of the wedding cake.
Ze besteedde uren aan het ingewikkelde glazuren van de bruidstaart.