Betekenis van het woord hassle in het Nederlands

Wat betekent hassle in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

hassle

US /ˈhæs.əl/
UK /ˈhæs.əl/
"hassle" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

gedoe, moeite, last

difficulty or trouble

Voorbeeld:
It was a real hassle getting the visa.
Het was een hele gedoe om het visum te krijgen.
I don't want to cause you any hassle.
Ik wil je geen gedoe bezorgen.
2.

ruzie, geschil, conflict

a dispute or argument

Voorbeeld:
They had a big hassle over the bill.
Ze hadden een grote ruzie over de rekening.
I don't want to get into a hassle with him.
Ik wil geen ruzie met hem krijgen.

Werkwoord

1.

lastigvallen, treiteren, pesten

to annoy or bother someone over a period of time

Voorbeeld:
Stop hassling me about the money!
Stop met me te lastigvallen over het geld!
The kids kept hassling their parents for a new toy.
De kinderen bleven hun ouders lastigvallen voor een nieuw speeltje.
Leer dit woord op Lingoland