give way
US /ɡɪv weɪ/
UK /ɡɪv weɪ/

1.
bezwijken, instorten, wijken
to break or fall down; to collapse
:
•
The old bridge might give way under the heavy load.
De oude brug zou kunnen bezwijken onder de zware lading.
•
His knees began to give way after the long run.
Zijn knieën begonnen te bezwijken na de lange loop.
2.
3.
voorrang verlenen, wijken
to allow other traffic to go before you, especially at a junction
:
•
Remember to give way to traffic from the right.
Denk eraan om voorrang te verlenen aan verkeer van rechts.
•
The sign indicates that you must give way.
Het bord geeft aan dat u voorrang moet verlenen.