get out of
US /ɡet aʊt əv/
UK /ɡet aʊt əv/

1.
2.
onderuit komen, ontwijken
to avoid doing something, especially a duty or responsibility
:
•
He always tries to get out of doing his chores.
Hij probeert altijd onderuit te komen om zijn klusjes te doen.
•
You can't get out of your responsibilities that easily.
Je kunt niet zo gemakkelijk onder je verantwoordelijkheden uitkomen.