shirk
US /ʃɝːk/
UK /ʃɝːk/

1.
ontduiken, vermijden
avoid or neglect (a duty or responsibility)
:
•
He was accused of shirking his duties.
Hij werd beschuldigd van het ontduiken van zijn plichten.
•
Don't shirk your responsibilities.
Ontwijk je verantwoordelijkheden niet.