Betekenis van het woord fruit in het Nederlands
Wat betekent fruit in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland
fruit
US /fruːt/
UK /fruːt/
Zelfstandig Naamwoord
1.
fruit, vrucht
the sweet and fleshy product of a tree or other plant that contains seed and can be eaten as food
Voorbeeld:
•
Apples and oranges are common types of fruit.
Appels en sinaasappels zijn veelvoorkomende soorten fruit.
•
She enjoys eating fresh fruit for breakfast.
Ze eet graag vers fruit als ontbijt.
2.
resultaat, vrucht
the result or consequence of an action or effort
Voorbeeld:
•
His hard work bore fruit in the form of a promotion.
Zijn harde werk wierp vruchten af in de vorm van een promotie.
•
The new policy is expected to bear fruit in the coming months.
Het nieuwe beleid zal naar verwachting de komende maanden vruchten afwerpen.
Werkwoord
Leer dit woord op Lingoland