fresh

US /freʃ/
UK /freʃ/
"fresh" picture
1.

vers

newly made or obtained; not canned, frozen, or otherwise preserved

:
She bought fresh vegetables from the market.
Ze kocht verse groenten op de markt.
The bread is still warm and fresh.
Het brood is nog warm en vers.
2.

fris, schoon

clean and pure

:
The mountain air was wonderfully fresh.
De berglucht was heerlijk fris.
She took a deep breath of the fresh morning air.
Ze haalde diep adem van de frisse ochtendlucht.
3.

nieuw, recent

recently arrived or made; new

:
We need some fresh ideas for the project.
We hebben wat nieuwe ideeën nodig voor het project.
The company is looking for fresh talent.
Het bedrijf is op zoek naar nieuw talent.
1.

opnieuw, vers

in a way that is new or different

:
Let's start fresh tomorrow.
Laten we morgen opnieuw beginnen.
He looked at the problem fresh.
Hij bekeek het probleem opnieuw.