fortify
US /ˈfɔːr.t̬ə.faɪ/
UK /ˈfɔːr.t̬ə.faɪ/
1.
versterken, verstevigen
to strengthen (a place) with defensive works so as to protect it against attack
:
•
The soldiers worked quickly to fortify their position before the enemy arrived.
De soldaten werkten snel om hun positie te versterken voordat de vijand arriveerde.
•
The ancient city walls were built to fortify against invasions.
De oude stadsmuren werden gebouwd om te versterken tegen invasies.
2.
versterken, verrijken
to add strength or effectiveness to
:
•
The vitamins are added to fortify the cereal.
De vitamines worden toegevoegd om de ontbijtgranen te verrijken.
•
He drank a strong coffee to fortify himself for the long night ahead.
Hij dronk een sterke koffie om zichzelf te versterken voor de lange nacht die voor hem lag.