reinforce
US /ˌriː.ɪnˈfɔːrs/
UK /ˌriː.ɪnˈfɔːrs/

1.
versterken, verstevigen
strengthen or support (an object or substance), especially with additional material
:
•
The builders will reinforce the concrete with steel bars.
De bouwers zullen het beton versterken met stalen staven.
•
We need to reinforce the weak points in the structure.
We moeten de zwakke punten in de structuur versterken.
2.
versterken, aanvullen
strengthen (a military force) with additional troops or equipment
:
•
The general decided to reinforce the front lines with fresh troops.
De generaal besloot de frontlinies te versterken met verse troepen.
•
Air support was called in to reinforce the ground troops.
Luchtsteun werd ingeroepen om de grondtroepen te versterken.
3.
versterken, bevestigen
strengthen (an existing feeling, idea, or habit)
:
•
The positive feedback helped to reinforce her confidence.
De positieve feedback hielp haar zelfvertrouwen te versterken.
•
His speech served to reinforce the party's core values.
Zijn toespraak diende om de kernwaarden van de partij te versterken.