flatten
US /ˈflæt̬.ən/
UK /ˈflæt̬.ən/

1.
2.
neerhalen, platleggen
knock (someone) to the ground
:
•
The strong wind threatened to flatten the trees.
De sterke wind dreigde de bomen plat te leggen.
•
He was flattened by a tackle during the game.
Hij werd neergehaald door een tackle tijdens de wedstrijd.
3.
vervlakken, dempen
make (a sound or musical note) less sharp or less intense
:
•
The singer tried to flatten the high note to make it sound softer.
De zanger probeerde de hoge noot te verlagen om het zachter te laten klinken.
•
The sound engineer used a compressor to flatten the dynamic range of the recording.
De geluidstechnicus gebruikte een compressor om het dynamische bereik van de opname te vervlakken.