fit in
US /fɪt ɪn/
UK /fɪt ɪn/
1.
passen bij, erbij horen
to be accepted by a group of people
:
•
It took her a while to fit in with her new classmates.
Het duurde even voordat ze paste bij haar nieuwe klasgenoten.
•
He always tries to fit in, even if it means changing himself.
Hij probeert altijd erbij te horen, zelfs als dat betekent dat hij zichzelf moet veranderen.
2.
passen in, ruimte hebben voor
to be the right size or shape for a particular space
:
•
Will this large sofa fit in the living room?
Zal deze grote bank passen in de woonkamer?
•
The new shelves don't quite fit in the alcove.
De nieuwe planken passen niet helemaal in de nis.