adapt
US /əˈdæpt/
UK /əˈdæpt/

1.
aanpassen, aanpassen aan
make (something) suitable for a new use or purpose; modify
:
•
The car has been adapted for use by disabled drivers.
De auto is aangepast voor gebruik door gehandicapte bestuurders.
•
We need to adapt our strategies to the new market conditions.
We moeten onze strategieën aanpassen aan de nieuwe marktomstandigheden.
2.
zich aanpassen, aanpassen
become adjusted to new conditions
:
•
It took her a while to adapt to the new climate.
Het kostte haar even om zich aan te passen aan het nieuwe klimaat.
•
Children often adapt quickly to new environments.
Kinderen passen zich vaak snel aan nieuwe omgevingen aan.