economize
US /iˈkɑː.nə.maɪz/
UK /iˈkɑː.nə.maɪz/

1.
bezuinigen, sparen
spend less; reduce one's expenses
:
•
We need to economize on electricity to save money.
We moeten bezuinigen op elektriciteit om geld te besparen.
•
The company decided to economize by reducing staff travel.
Het bedrijf besloot te bezuinigen door het reisbudget van het personeel te verminderen.