Betekenis van het woord budget in het Nederlands

Wat betekent budget in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

budget

US /ˈbʌdʒ.ɪt/
UK /ˈbʌdʒ.ɪt/
"budget" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

begroting, budget

an estimate of income and expenditure for a set period of time

Voorbeeld:
We need to create a detailed budget for the upcoming project.
We moeten een gedetailleerde begroting opstellen voor het aankomende project.
The government announced a new national budget.
De regering kondigde een nieuwe nationale begroting aan.
2.

budget, beschikbaar bedrag

the amount of money needed or available for a particular purpose

Voorbeeld:
We have a limited budget for marketing.
We hebben een beperkt budget voor marketing.
The project went over budget.
Het project ging over budget.

Werkwoord

1.

begroten, budgetteren

to plan how much money will be spent and on what

Voorbeeld:
It's important to budget your expenses carefully.
Het is belangrijk om je uitgaven zorgvuldig te begroten.
We need to budget for new equipment next year.
We moeten volgend jaar budgetteren voor nieuwe apparatuur.

Bijvoeglijk Naamwoord

1.

budget, goedkoop

inexpensive; costing very little

Voorbeeld:
We stayed at a budget hotel to save money.
We verbleven in een budgethotel om geld te besparen.
She's looking for a budget flight to Europe.
Ze zoekt een budgetvlucht naar Europa.
Leer dit woord op Lingoland