disability
US /ˌdɪs.əˈbɪl.ə.t̬i/
UK /ˌdɪs.əˈbɪl.ə.t̬i/
1.
handicap, invaliditeit
a physical or mental condition that limits a person's movements, senses, or activities
:
•
She has a permanent disability that affects her mobility.
Ze heeft een permanente handicap die haar mobiliteit beïnvloedt.
•
The building has ramps for people with disabilities.
Het gebouw heeft hellingbanen voor mensen met een handicap.
2.
nadeel, handicap
a disadvantage or handicap
:
•
His lack of experience was a significant disability in his job application.
Zijn gebrek aan ervaring was een aanzienlijke handicap bij zijn sollicitatie.
•
The team's main disability was their poor defense.
De belangrijkste zwakte van het team was hun slechte verdediging.