dejection
US /dɪˈdʒek.ʃən/
UK /dɪˈdʒek.ʃən/

1.
neerslachtigheid, somberheid, depressie
a sad and depressed state; low spirits
:
•
He felt a deep sense of dejection after failing the exam.
Hij voelde een diep gevoel van neerslachtigheid na het zakken voor het examen.
•
Her face showed clear signs of dejection.
Haar gezicht toonde duidelijke tekenen van neerslachtigheid.