despondency
US /dɪˈspɑːn.dən.si/
UK /dɪˈspɑːn.dən.si/

1.
wanhoop, moedeloosheid, neerslachtigheid
a state of low spirits caused by loss of hope or courage
:
•
After losing his job, he fell into a deep state of despondency.
Na het verliezen van zijn baan, raakte hij in een diepe staat van wanhoop.
•
Her prolonged illness led to a sense of despondency.
Haar langdurige ziekte leidde tot een gevoel van moedeloosheid.