melancholy
US /ˈmel.əŋ.kɑː.li/
UK /ˈmel.əŋ.kɑː.li/
1.
melancholie, somberheid, zwaarmoedigheid
a feeling of pensive sadness, typically with no obvious cause
:
•
A wave of melancholy washed over him as he watched the rain.
Een golf van melancholie overspoelde hem terwijl hij naar de regen keek.
•
Her music often evokes a sense of gentle melancholy.
Haar muziek roept vaak een gevoel van zachte melancholie op.
1.
melancholisch, somber, zwaarmoedig
having a feeling of pensive sadness, typically with no obvious cause
:
•
He had a melancholy expression on his face.
Hij had een melancholische uitdrukking op zijn gezicht.
•
The old house had a melancholy charm.
Het oude huis had een melancholische charme.