cut down
US /kʌt daʊn/
UK /kʌt daʊn/

1.
verminderen, beperken
to reduce the amount or number of something
:
•
You need to cut down on sugar if you want to be healthier.
Je moet minder suiker eten als je gezonder wilt zijn.
•
The company decided to cut down on expenses.
Het bedrijf besloot de uitgaven te verminderen.
2.
omhakken, vellen
to fell a tree or other plant by cutting its trunk
:
•
They had to cut down the old oak tree because it was diseased.
Ze moesten de oude eik omhakken omdat hij ziek was.
•
The loggers will cut down trees in this forest next month.
De houthakkers zullen volgende maand bomen kappen in dit bos.