compare
US /kəmˈper/
UK /kəmˈper/

1.
vergelijken
to examine or look for the difference between two or more things
:
•
Let's compare the two proposals and see which one is better.
Laten we de twee voorstellen vergelijken en kijken welke beter is.
•
You can't really compare apples and oranges.
Je kunt appels en peren niet echt vergelijken.
2.
vergelijken met, opwegen tegen
to be similar to something else in quality, amount, or degree
:
•
The new model doesn't compare favorably with the old one.
Het nieuwe model vergelijkt niet gunstig met het oude.
•
Nothing can compare to the beauty of the Grand Canyon.
Niets kan tippen aan de schoonheid van de Grand Canyon.