weigh
US /weɪ/
UK /weɪ/

1.
2.
wegen
have a certain weight
:
•
This package weighs about 2 kilograms.
Dit pakket weegt ongeveer 2 kilogram.
•
How much do you weigh?
Hoeveel weeg je?
3.
afwegen, beoordelen
assess the importance or value of (something)
:
•
You need to weigh the pros and cons before making a decision.
Je moet de voor- en nadelen afwegen voordat je een beslissing neemt.
•
His opinion weighs heavily with the committee.
Zijn mening weegt zwaar bij de commissie.