rival

US /ˈraɪ.vəl/
UK /ˈraɪ.vəl/
"rival" picture
1.

rivaal, concurrent

a person or thing competing with another for the same objective or for superiority

:
He defeated his main rival in the championship.
Hij versloeg zijn belangrijkste rivaal in het kampioenschap.
The two companies are fierce rivals in the market.
De twee bedrijven zijn felle rivalen op de markt.
1.

evenaren, concurreren met

compete favorably with; be comparable to

:
Few cities can rival London for historical interest.
Weinig steden kunnen Londen evenaren wat betreft historische interesse.
His skill in painting could rival that of a master.
Zijn schildervaardigheid kon die van een meester evenaren.
1.

rivaliserend, concurrerend

belonging to a competition in which the participants are rivals

:
It was a highly rival match.
Het was een zeer rivaliserende wedstrijd.
The two teams have a long-standing rival history.
De twee teams hebben een lange rivaliserende geschiedenis.